Morfologie
De visie van de manuele therapeut vindt zijn herkomst onder andere in de functionele morfologie: een onderdeel van de biologie dat de relatie tussen de vorm en de functies van levende organismen bestudeert.
Bewegingen zijn al vanaf de vroegste perioden noodzakelijk voor een goede ontwikkeling van de foetus. Onder andere de vorm van de gewrichten wordt functioneel aangepast aan de bewegingsmogelijkheden. De natuur kan alleen dan goed functionerend weefsel maken, wanneer er al vanaf een zeer vroeg stadium een ‘juiste’ functie wordt gevraagd. Deze natuurwet blijft van kracht voor de totale levensduur van elk organisme. Als aan weefsel niet langer de functionele eisen worden gesteld, dan begint het lichaam de blijkbare overcapaciteit aan materiaal af te voeren. Bekende voorbeelden van dit proces zijn de spieratrofie en botafbraak die bij bedlegerigheid al na een week aantoonbaar zijn (de Morree).
Het uitgangspunt is een aan de, vaak tegenstrijdige, leefomstandigheden optimaal aangepaste vormgeving (morfologie), waarbij de natuur de best denkbare oplossing heeft gekozen (‘Optimal Design’). Tevens wordt gesteld dat lichaamsfuncties worden uitgevoerd met een minimum aan energieverbruik en de bijbehorende vormgeving wordt gerealiseerd met een minimum aan materiaal verbruik (‘Minimum Principle’). Termen als ‘slijtage’, ‘overbelasting’, ‘verkeerde houding’ en ‘verkeerd gebruik’ worden in de manuele therapie daarom niet gehanteerd (Riezebos).
De functieverandering (functiestoring) gaat altijd vooraf aan de vormverandering. Deze functieverandering is dan ook het aangrijpingspunt van de manueel therapeutische behandeling. De hernia zélf wordt niet behandeld, maar wel de functiestoring van de wervelkolom die daaraan voorafgaat. Niet de artrose van de heup wordt behandeld, maar de functiestoring die de artrose heeft veroorzaakt. Zo biedt de kennis van de functionele morfologie de mogelijkheid om klachten bij hun oorsprong te behandelen.